Geld als religie

Boodschappen op zondag en geld als religie

Een oude schoolvriend van mij noemt zichzelf met trots ‘zeer principieel’. Het is een fantastische vent met wie ik heerlijk kan sparren maar hij in dit soort opzichten is hij bijna het tegenovergestelde van wat ik ben.

Eén van zijn onwrikbare principes is dat je geen boodschappen moet doen op zondag. Volgens mij vindt hij dat je op zondag überhaupt nergens geld aan mag uitgeven. ‘Waarom niet?’ vraag ik dan. Hij zegt dan: ‘dat zijn principes, Gerko.’ En principes, zo insinueert hij, hoeven geen antwoord te geven op de waarom-vraag. Ze zijn gewoon zo en ze zijn goed. Vaak al generaties lang.

Veel mensen zouden dit een absurd idee vinden. Waarom houd je je aan een regel waarvoor je niet eens een reden kan geven? Maar ik waardeer mijn vriend erg en vind het vooral interessant om te weten hoe hij over dit soort dingen nadenkt.

Overigens gelden zijn principes niet alleen voor hemzelf. Ze gelden (vindt hij) ook voor mij. Als ik hem bel, net als ik op zondag in een winkel of een museum ben, krijg ik er een opmerking over. ‘Op zondag dus gewoon he?’ zegt hij dan. ‘Ja’ antwoord ik. Aan de andere kant van de lijn schudt hij z’n hoofd. En daar blijft het bij.

Het wordt nog fascinerender. Want:

deze jongen overtreedt met grote regelmaat z’n eigen principe.

Ik ben er ondertussen niet meer verbaasd over, maar hij is regelmatig zelf in een winkel te vinden op zondag. Of hij is naar het zwembad geweest. ‘Op zondag gewoon?’ vraag ik dan over de telefoon. ‘Ja, ik weet het’, zegt hij dan. En daar blijft het bij.

Flinterdun, noem ik zijn principes. Maar dat is hij niet met me eens. Ondanks dat hij zijn regel overtreedt, vindt hij namelijk nog even stellig dat je op zondag geen boodschappen moet doen.

En dat vind ik het meest fascinerend: deze vriend van me lijkt geen enkel probleem te hebben om de volgende twee uitspraken in zichzelf te verzoenen:

  • ‘Ik ben zeer principieel: op zondag doe je geen boodschappen’
  • ‘Ik moet vandaag tóch even een boodschap doen (net als vorige week)’

Misschien ken jij ook zo iemand. Ik ben wel benieuwd eigenlijk – laat het me weten in de comments. Werkt het bij die persoon net zo?

Dat vraag ik me af: hoe dan?

Maar mijn vriend lijkt m’n vraag niet te begrijpen. Waarom zou het feit dat hij zijn eigen principes overtreedt moeten betekenen dat hij niet écht vindt dat je op zondag geen boodschappen zou moeten doen?

Ik leer veel van deze oude schoolvriend. En onlangs las ik iets bij de filosoof Zizek wat me hielp om te begrijpen wat hier gebeurt. Volgens hem is dit de hamvraag:

Beoordeel je iemands overtuigingen op basis van wat hij zegt te geloven, of wat hij doet?

  • Iemand zegt: ik ben tegen boodschappen doen op zondag
  • Iemand doet: boodschappen op zondag.

Ik zou zeggen: op basis van het feit dat je niet doet wat je zegt, concludeer ik dat je helemaal niet vindt dat je op zondag geen boodschappen zou moeten doen. Dat je principes flinterdun zijn. Maar deze vriend beoordeelt zijn eigen overtuiging niet vanuit dat perspectief. Hij kijkt slechts naar wat hij vindt, niet naar wat hij doet.

Wat zou jij vinden?

Beoordeel je iemands overtuiging op basis van wat hij zegt of wat hij doet?

Ik heb gemerkt dat verschillende mensen hier verschillend over denken. En in die zin is mijn vriend minder vreemd dan ik eerst dacht.

Sterker nog, diezelfde filosoof Slavoj Žižek deed me inzien dat ik zelf vaak precies zo in elkaar steek als die vriend van mij. En jij waarschijnlijk ook. Het is een trekje van ‘postmoderne mensen’:

We doen allemaal iets anders dan we zeggen te geloven

Niet op het niveau van zondagse boodschappen, zegt Zizek, maar op het niveau van onze ideologische overtuigingen. De manier waarop we naar de wereld kijken. Wat zouden veel mensen zeggen, vandaag de dag, als je ze vraagt naar hun ideologische overtuiging? Steeds meer mensen zeggen: ‘ik heb geen ideologische overtuiging’. Ik geloof in niks.

Dat zéggen ze.

Maar is dat ook wat ze doen, vraagt Slavoj Žižek. Volgens hem niet.

Stel dat toekomstige geschiedkundigen over 500 jaar onze tijd zouden beschrijven. Zouden ze dan zeggen dat we in niks geloofden? Of zouden ze zich vooral verbazen over de dingen waar we wel degelijk in geloven. Schoonheidsidealen. Het ideale carriere pad. De prins op het witte paard. Bekijk maar eens een willekeurige facebookpagina en je weet waar mensen in geloven.

En dan hebben we het nog niet eens over geld.

Zouden historici over 500 jaar geld niet beschouwen als onze belangrijkste religie?

Wacht. Geloven in geld, dat is toch niet hetzelfde als geloven in een godsdienst?

Nee misschien niet. Maar waarom eigenlijk niet? Geld functioneert bij de gratie van ons geloof erin. Geld verbroedert mensen (we kunnen met iedereen handel drijven). Geld is waar we onze zekerheid vandaan halen. Het is waar we niet zonder kunnen. Geld is één van de grootste veroorzakers van angst en (tijdelijk) geluk. Ons leven draait om geld, we bouwen ons leven op vanuit het perspectief van geld. We putten hoop uit geld. We investeren in de groei van ons kapitaal.

Ruil het woord ‘geld’ maar in voor ‘God’. Is dat niet hoe we vaak vroegere culturen beschrijven?

Slavoj Žižek is niet de enige die dit punt maakt. De immens populaire schrijver Yuval Harari schakelt in het boek Sapiens moeiteloos over van ‘geloven in God’ naar ‘geloven in geld’. Beide noemt hij ‘ficties’. Maar dan wel ficties die mensen elkaar doen vertrouwen en zin geven aan het leven. Geld is de belangrijkste fictie van vandaag de dag.

Maar eigenlijk is het niet eens van belang of we het met Harari eens zijn of niet. Het maakt niet uit of we zeggen dat we in geld geloven – we handelen namelijk allang alsof dat zo is. We zijn allemaal als die oude schoolvriend van me.

  • We zeggen: ik geloof nergens in (en al helemaal niet dat geld mijn God is)
  • We handelen ondertussen alsof ons leven in het teken staat van geld

Maar wat is dan onze overtuiging?

Gaan we uit van wat we zeggen te vinden, of gaan we uit van wat we doen?

Ik heb partij gekozen.

Als mijn vriend z’n eigen principes continu overtreedt, dan vind ik ze flinterdun. Non-existent, wat mij betreft. Principes die je niet naleeft, daar heeft niemand wat aan, volgens mij.

Maar dan beoordeel ik mezelf en vele andere postmoderne generatiegenoten net zo. Geld is wel degelijk een religie. Dat blijkt uit ons handelen. Sterker nog, geld-als-religie komt akelig in de buurt van de religie die ik het meeste aanhang.

De onwetendheid van wetenschappers (en waarom dat goed is)

Wetenschappers weten dingen. Maar tegelijkertijd weten vooral wetenschappers dat onwetend zijn. En dat idee moeten ze koesteren.

Stel je bent 7 jaar. En je hebt een moeilijke (filosofische) vraag. Bijvoorbeeld: waar komt de wereld vandaan? Dan stel je die vraag aan (bijvoorbeeld) je vader. Meestal krijg je dan een antwoord dat je weer even gerust stelt.

Maar stel nou dat je 7 jaar bent en in de tijd van vóór de wetenschappelijke revolutie leeft. Dan loopt je vader door naar de pastoor of imam. En als de pastoor of imam zegt: dat weet ik niet, dan gaat je vader weer terug naar huis en dan zegt-ie tegen jou: niet belangrijk.

En daar moet je het dan mee doen.

Kerninzicht

Dit is een kerninzicht om iets te snappen hoe er, de geschiedenis door, vaak gedacht is (voor de wetenschappelijke revolutie): alles wat belangrijk is, is geopenbaard in heilige boeken (Tora, Bijbel, Koran). En alles wat niet geopenbaard is in zo’n heilig boek is dus niet belangrijk om te weten. (want anders was het wel geopenbaard).

Het verklaart voor een deel waarom de wetenschappelijke revolutie ergens zo’n breuk was met voorgaande tijden. In voorgaande tijden werden veel vragen domweg niet (of minder) gesteld. Of in ieder geval niet (of minder) uitgezocht. Want het werd niet gezien als iets dan van belang zou kunnen zijn.

Onwetendheid en nieuwsgierigheid

De wetenschappelijke revolutie ontstond uit onwetendheid en nieuwsgierigheid. En uit de gedachte dat de autoriteit van weleer je eigenlijk niet verder kon helpen. In zijn boek ‘Sapiens: een kleine geschiedenis van de mensheid‘ schrijft Harari over drie cruciale stadia in de geschiedenis van de mens: de cognitieve revolutie, de agrarische revolutie en de wetenschappelijke revolutie.

En over die laatste revolutie zegt hij dit:

“The Scientific Revolution has not been a revolution of knowledge. It has been above all a revolution of ignorance.”

Het is een revolutie van onwetendheid. En op onderzoek uit durven gaan. Niet meer de openbaring laten bepalen wat wel en niet belangrijk is, maar zelf uitmaken waar je meer van wilt weten.

Hoe dan?

Boekenkasten zijn er volgeschreven over de ontwikkeling van de wetenschap in Europa. En ook die van andere wetenschapstradities (bijvoorbeeld in China en in de Islamitische wereld). Een blog doet daar nooit helemaal recht aan. Maar je kunt de opkomst van wetenschap in de Islam deels verklaren vanuit de invalshoek van wiskunde en bovenstaand citaat. Dat doe ik in een volgend blog.