Inleiding Griekse Filosofie
Van de Griekse Filosofie wordt vaak gezegd dat deze écht begint bij Socrates, Plato en Aristoteles. We bevinden ons dan in de vierde eeuw voor Christus, in het oude Athene. Aristoteles en Socrates zijn elkaar nooit zijn tegengekomen, want Aristoteles werd pas na de dood van Socrates geboren. Wat hen verbindt, is de filosoof Plato. Plato is moeilijk te vatten als filosoof, want hij hield het midden tussen Socrates en Aristoteles in de manier waarop hij filosofie bedreef. Plato schrijft dialogen, en geen uiteenzettingen, en het is niet altijd even duidelijk waar Plato nou zelf staat in z’n dialoog. Los daarvan is het nog even goed om op te merken dat wij in het westen de gewoonte hebben om de denkers (ook vaak in Athene) voor Socrates te benoemen als ‘presocratici’, wat iets zegt over de invloed van Socrates. Er zijn heel veel presocratici, maar vaak worden zij gezien als de eerste westerse denkers die systematisch gingen nadenken over bijvoorbeeld de aard van de natuur. Ze vroegen zich af: waar bestaat alles eigenlijk uit? Of: verandert de wereld constant, of is er ook iets dat blijft?
De school van Athene
De renaissanceschilder Rafael heeft in 1509 een schilderij gemaakt met de belangrijkste antieke denkers erop. Het moge duidelijk zijn wie hij de meeste invloed toekent: Aristoteles en Plato staan in het midden. Daaromheen zitten heel veel verschillende presocratici, maar ook Socrates staat er op. Heraclitus zit vooraan in z’n eentje, Epicurus schrijft bij de zuil, Diogenes ligt op de grond en Parmenides staat naast Heraclitus.
Veel van deze filosofen kwamen uit Athene, dat om allerlei redenen het epicentrum werd van de antieke, Griekse filosofie. De bestuursvorm in Athene was een ‘stadstaat’, een polis, waarin de burgers van de stad (als ze geboren werden uit Atheense ouders) medezeggenschap hadden in het bestuur van de stad en in de rechtspraak. Vanwege de groeiende welvaart in Athene konden welgestelde burgers hun tijd besteden aan politiek en onderlinge discussies. Dit klimaat kon leiden tot de opkomst van filosofen en denkers. Op veel verschillende plaatsen verzamelden denkers en sprekers zich om gedachten uit te wisselen over een bepaald thema. Vanuit veel verschillende bronnen wordt erover gesproken dat Atheners niets liever doen dan een nieuw idee met elkaar bespreken.
Athene
Maar daarnaast was er ook een praktisch nut. Om politieke invloed te krijgen of om jezelf vrij te pleiten voor de wet, was het nodig dat je met goede argumenten de publieke opinie kon beïnvloeden. In de Atheense democratie waren veel mensen actief die speeches schreven en veel burgers in opleiding leerden de kunst van de retorica: het overtuigend spreken. Later in de oudheid stuurden steeds meer mensen hun kinderen naar Athene om les te krijgen in retorica en logica. En hier raakt deze pragmatische, op politiek en eigenbelang gerichte aanpak, aan de opkomst van de Griekse filosofie. In de tijd van Aristoteles behelsde de Griekse filosofie nog zo’n beetje alle wetenschappen, niet in de laatste plaats omdat een belangrijke kerntaak van filosofen was dat ze zich bezighielden met de meest elementaire onderdelen van kennis. Voor een goed betoog heb je logica nodig. Maar hoe werkt logica precies en wat is een geldige redenering? (en hoe kun je foutieve redeneringen van je tegenstander ontmaskeren!) Maar als je met logica bezig bent, ben je ook met kennis bezig, kennis van wat er allemaal bestaat en praktische kennis over wat je moet doen.
Sofisten en waarheid
Maar deze bloeiende stadstaat trok ook de aasgieren aan (zou Socrates hebben gezegd). Er kwamen steeds meer individuele leraren die hun diensten aanboden aan mensen die ze nodig hadden – sofisten werden ze genoemd, en ze leerden leerlingen de kunst van de retorica en logica. Het nare alleen met deze mensen was, dat ze op het gegeven moment zo overtuigd raakten van hun eigen kunnen, dat ze dachten dat ze alles wel konden beargumenteren. Om dat te laten zien, kwam het wel eens voor dat een Sofist de ene dag voor een bepaalde stelling argumenteerde en de volgende dag ertegen. Dit imponeerde mensen behoorlijk en de Sofisten lieten zich goed betalen voor hun begeleiding. Waarheid, stelden de sofisten, is relatief. Ik kan je helpen om beide kanten van een kwestie zodanig te beargumenteren, dat je altijd gelijk krijgt.
Socrates en Plato kwamen hier fel tegen in opstand. Socrates verzette zich tegen het idee dat waarheid maar een kwestie is van overtuigingskracht. Waar sofisten mee bezig zijn, stelde Socrates, is geen kennis, maar zijn meningen. Maar op meningen kun je geen goede samenleving bouwen en kun je nooit weten wat je echt zou moeten doen om een goed mens te zijn. Een filosoof, zo stelt Socrates, moet zoeken naar wat absoluut en onbetwijfelbaar waar is.
Ambitie van de Griekse filosofie
De presocratici waren al begonnen met deze zoektocht. En het is belangrijk op te merken dat deze filosofen werden gedreven door een verlangen naar de absolute waarheid. Niks geen ‘jouw waarheid, mijn waarheid’, maar vaststaande feiten. Maar probeer je eens in te beelden dat je een presocratisch filosoof bent, en je begint met een zoektocht naar de waarheid? Waar begin je? Hoe kom je erachter wat goed is om te doen, hoe weet je welke kennis echt klopt en morgen ook nog en hoe weet je hoe de kosmos in elkaar zit? Wat de antieke filosofen kenmerkt is dat ze besluiten om met redeneringen de echte waarheid boven tafel te krijgen. Als je naar een sofist luistert, krijg je de indruk dat alles wel waar kan zijn, maar als je de rede goed gebruikt, dan kom je toch vanzelf uit bij de waarheid. Let erop hoe bijzonder dat eigenlijk is. Ons denken verbindt ons met elkaar, in een zoektocht naar de waarheid. Als ik een redenering opzet en jij doet even je best, dan kun je die volgen en zelfs reproduceren. En het mooie is dat het dan voor jou sense maakt, en dat je kunt zeggen: jouw redenering klopt. En dat heet logica. Onze breinen werken op een vergelijkbare manier, we kunnen allemaal de logica van iets inzien, alsof we met hetzelfde hoofd denken. Voor de antieke filosofen moest het brein en de logica de methode zijn om op zoek te gaan naar de waarheid. In de ontwikkeling van denken van de presocratici tot aan Socrates, Plato en Aristoteles wordt het op het gegeven moment normaal om verklaringen van de wereld te geven die puur rationeel zijn. De werkelijkheid wordt dan niet meer verklaard op basis van wat je ziet, maar op basis van wat je hebt bedacht, zelfs als je dat niet kunt zien. Er zaten al vroege atomisten tussen de presocratici en mensen die geloofden dat verandering niet bestond.
Maar deze zoektocht naar waarheid staat voor veel van de antieke denkers ook in nauw verwantschap met de ethiek. ‘Wat moet ik doen?’ Als je weet hoe de werkelijkheid werkt, hoe de mens werkt, zo is de gedachte, dan weet je ook wat de mens zou moeten doen om gelukkig te zijn, of, zo je wilt, om echt mens te zijn. Deze vraag komt veel terug in dit college en daarom wil ik hem even neerleggen: ‘wat heb jij nodig om ervoor te kiezen het goede te doen?’
Meer
- Lees ook: Socrates
- Lees ook: Aristoteles