Dromen van later
Mijn zoontje is 9 maanden oud. Op ouders van nu lees ik dat-ie dan begint met dromen. Geen idee hoe ze dat weten, maar misschien klopt het.
In ieder geval vroeg ik mij af: wat zou hij dromen?
En daarna dacht ik: ik hoop dat hij een goede dromer wordt.
Om een goede dromer te worden, weet ik uit ervaring, moet je pessimistisch zijn. Ik ben het zelf niet – pessimistisch. En dus ben ik geen goede dromer. Maar ik hoop dat m’n zoontje het dus wel wordt. Laat me uitleggen wat ik bedoel.
Dromen en dromen
Als we het hebben over ‘dromen’, dan gaat dat natuurlijk over iets wat je ‘s nachts overkomt. Maar praten over ‘dromen’ kan ook gaan over je ambities. Over later als je groot bent. ‘Ik droom ervan ooit een gevierd schrijver te zijn’, bijvoorbeeld. Of ‘ik droom ervan dat ik een groot gezin zal hebben’. Dat droom je niet letterlijk, het is meer iets waar je naartoe kunt werken of waar je op hoopt. Toekomstdromen.
Binnen die toekomstdromen, heb je dromen die volstrekt onmogelijk zijn en dromen die haalbaar zijn. Je kunt dromen van een fantastische bruiloft op een idyllisch strand. Leuke droom. En haalbaar. Je kunt dromen dat je met een prins trouwt. Dat is minder waarschijnlijk en nog steeds mogelijk.
Maar je kunt ook dromen dat je een kameel bent. Of dat idyllische eiland. Dat zijn onrealistische dromen en ze zijn ook onhaalbaar. Misschien wil mijn zoontje president van Amerika worden als hij later groot is. Dat is een mooie toekomstdroom. Maar omdat hij geen Amerikaans staatsburger is, helaas onhaalbaar.
Nog een onhaalbare droom: wereldvrede.
Wat wij goed kunnen dromen
Laatst was ik bij een praatje van Eric Mijnster (hier). Hij vertelde: als je het echt wil, dan kan alles. Alles! Dat had hij zelf zo meegemaakt. Ik dacht tijdens zijn praatje: hij bedoelt waarschijnlijk niet dat je zou kunnen vliegen als een vogel. Dat is namelijk onmogelijk. Hij bedoelt: als je het echt wil, en het is mogelijk, dan kan alles.
Dat is typisch voor mensen in onze tijd. We zijn mogelijkheidsdromers. We hebben het niet over onmogelijke dromen. Als Eric het over ‘dromen’ heeft, dan gaat hij ervan uit dat wij weten dat hij dan ‘mogelijke dromen’ bedoelt.
Onze wereld is ingericht op die haalbare dromen. De wetenschap vertelt ons meer en meer over hoe alles werkt, en steeds meer wetenschappers denken dan ook dat als je alles zou weten, dat je dan ook zou weten wat de toekomst is (determinisme).
Economen (en de meeste gewone mensen ook trouwens) speculeren op wat zij denken dat de toekomst is. Waarschijnlijk stijgt de rente de komende tijd. En zal de huizenmarktgekte afnemen. De voorspelbare, denkbare toekomst.
Maar is het leven wel zo voorspelbaar?
Make America Great Again!
In de afgelopen jaren waren ontstond er iets anders: het populisme. Er is een populistische president verkozen in Amerika en in Nederland is er veel discussie over populistische stromingen.
Trump riep: Make America great again! En in Nederland hoor je mensen dingen zeggen als Nederland weer van ons!, renaissance! en VOC mentaliteit!. Tegenstanders vinden het misplaatst sentiment.
Waar komt de kracht vandaan van het populistische denken? Misschien wel hieruit: het is een hoopvoller verhaal dan het verhaal van de status quo. (zie dit stuk in de Groene Amsterdammer).
Hillary (status quo) leek niet veel verder te komen dan America is great already! Misschien had ze daar gelijk in, maar het is niet een hoopvollere boodschap. Ook in Nederland wordt door heersende politici vaak benadrukt dat Nederland er eigenlijk helemaal niet zo slecht aan toe is. Best mogelijk, maar er spreekt minder ambitie uit.
Trump heeft meer hoop dan jij (en ik)
Het verhaal van veel populisten is misschien niet haalbaar, maar wel hoopvol. Of beter gezegd: het kon nog wel eens méér hoopvol zijn omdat het mínder haalbaar is.
Populisten, hopeloze mensen, pessimisten: het zijn betere dromers. Ze dromen dingen die veel grootser en onmogelijker zijn dan wat optimisten dromen.
Als veel van die pessimisten naar de toekomst kijken, dan valt het ze tegen. Minderbedeelden hebben hetzelfde. En precies dat stelt ze in staat om te doen waar optimisten minder goed in zijn. Pessimisten staren zich niet blind op het mogelijke, zij hopen (misschien tegen beter weten in!) op het onmogelijke.
Dom
Vaak klinkt dat dom. Het is dom om te dromen dat je ooit kan vliegen als een vogel. Er zijn goede redenen om aan te nemen dat het gewoonweg niet kan.
Maar er waren ook goede redenen om aan te nemen dat Donald Trump nooit president zou worden. En toch gebeurde het. Economen hadden hele goede redenen om te denken dat er nooit een crisis zou komen. En voilá, het gebeurde.
Kijk eens naar de wereld om je heen. Zoals je hier nu zit, met je smartphone, je laptop of wat dan ook. En naar het werk dat je doet. Wie had dertig jaar geleden kunnen voorspellen dat de wereld er zo uit zou zien? Niemand. Volstrekt onrealistisch, onwaarschijnlijk, praktisch onmogelijk. En toch gebeurde het.
Hopelijk wordt m’n kind later pessimist
Wat hoop ik voor m’n kind? Dat zijn dromen uit zullen komen? Dat zou opzich leuk zijn natuurlijk. Hoewel. Liever hoop ik iets onwaarschijnlijks: dat-ie gelukkig wordt. Dat hem geen leed zou treffen en dat hij in een wereld leeft waarin vrede heerst. Onhaalbaar. Mooie droom.
Of ik hoop dit: dat hij in z’n leven niet uit zal gaan van alles wat haalbaar is en mogelijk, maar dat hij verder kijkt dan dat. Misschien hoop ik zelfs dat het hem om die reden niet teveel voor de wind zal gaan, want daardoor kan hij vast komt te zitten in een wereld die z’n dromen beperkt tot alleen mogelijke dromen.
Een leven waarin de toekomst er niet florissant uitziet, juist omdat hij dan grootser kan hopen. Een vleugje meer pessimisme dan dat ik heb, zodat hij grootser kan dromen. Dat hij hoop heeft op iets groters, iets onmogelijkers. Dat hij verder kan kijken. Dat hij bergen kan verzetten en nieuwe wegen kan vinden.
Wat een mooie droom. Je zou er pessimistisch van worden.
Bij het programma de Nachtzoen probeerde ik dezelfde gedachte uit te werken: