Ongeneeslijk Religieus 3: Nietzsche over de dood van God

Mensen kennen de filosoof Nietzsche van ‘de dood van God’. Die gedachte heeft ons veel gebracht. Maar Nietzsche waarschuwt ook voor de gevolgen ervan.

dood van god

Ongeneeslijk religieus

In een nieuwe blogserie over filosofie en geloven in God, neem ik je mee in de vraag hoe we zijn geworden wie we zijn: seculiere, postmoderne mensen, levend in de tijd van de dood van God. Langs verschillende historische gebeurtenissen en filosofische vragen kan er zo een beter begrip van jezelf en de huidige tijd ontstaan. En ik evalueer of ze een punt hebben, filosofen die zeggen: ‘misschien staat God ook weer op’. Klik hier voor mijn boek: Ongeneeslijk Religieus.

Nietzsche over de dood van God

Stel, jij bent vijf jaar oud en je ouders nemen je mee naar de Ikea. Dat is goed nieuws, want de Ikea heeft een ballenbak en Zweedse gehaktballetjes. Je ouders gaan de winkel in en jij vermaakt je met alle andere kids in de ballenbak. Na een poosje ben je er wel weer klaar mee.

Al snel klinkt het door de Ikea: ‘Willen de ouders van [jouw naam] hun kind ophalen uit Småland?’ Maar van je ouders geen spoor, ook niet als de oproep nog twee keer wordt herhaald.

De andere kinderen worden wel opgehaald. Tot de ballenbak, op jou na, verlaten is. Het personeel van de ballenbak heb je trouwens ook allang niet meer gezien. Je tuurt eens over de rand de winkel in, maar net op dat moment gaan de lichten uit. Wacht. Wat..?

Daar zit je dan. Tussen de ballen. Dit is krankzinnig, denk je. Al die gekleurde ballen. Wat doe ik hier? En m’n ouders… zijn die me nou serieus vergeten? Hoe moet het verder?

De dood van God, je kunt opnieuw beginnen?

Dat, zegt de filosoof Friedrich Nietzsche, is het gevoel dat je zou moeten hebben als je op een dag hoort dat God dood is. Volstrekte waanzin. Absolute eenzaamheid. Richtingloosheid.

De uitspraak van Nietzsche dat God dood is, kennen we. Het komt uit een verhaal dat Nietzsche schreef over een gestoorde man die met een lantaarn op het marktplein liep en continu riep: ‘Waar is God?’

Minder bekend is hoe het verhaal verder gaat. Want de gestoorde man houdt een speech. ‘Wij hebben God gedood’ stelt hij, en:

Hoe hebben we het klaargespeeld om de zee leeg te drinken? Wie gaf ons de spons waarmee we de hele horizon konden wegvegen? (…) Maken wij niet één onafgebroken val? En wel achterwaarts, zijwaarts, voorwaarts, naar alle kanten?

Het ballenbakgevoel. Je ankerpunt is weg. God is dood. Je kunt opnieuw beginnen.

Hoe moet je verder?

Misschien denk je nu: wat een onzin. Ik heb niet het idee dat God dood is. Of: ik heb niet het idee dat we veel missen nu God dood is. Bovendien zijn we stuurloos.

‘God is dood’ is eigenlijk ook een vreemde uitspraak. Geloofde Nietzsche dan dat God eerst wel leefde? En hoe werkt dat, als goden sterven? Ik denk dat het niet zo belangrijk is. Het tweede deel van de speech van de gestoorde man is veel interessanter.

Filosofen van de afgelopen eeuw hebben de nadruk gelegd op de gevolgen van Nietzsche’s uitspraak. Daar zit je dan, alleen in de ballenbak – en je vraagt je af hoe het verder moet. Want dat verklaart waarom ik in vergelijking met m’n oma zoveel meer keuzes moet maken (zie ander blog). En het verklaart waarom lijden voor ons betekenisloos is (zie nog een vorig blog).

Ik wil’ in plaats van ‘gij zult’

De filosofie van na de dood van God gaat over ‘vrijheid’, ‘authenticiteit’ en ‘worden wie je bent’. Prachtige termen, die tegelijk een hoop stress veroorzaken. ‘Veroordeeld tot vrijheid’ noemt de filosoof Sartre dat. Het levert zowel hoge burn-out– en eenzaamheidscijfers op als ongekende vrijheid en mogelijkheden. Net als in de ballenbak.

En nu? Gaat het verhaal verder? Hoe ziet de toekomst eruit? Ook daar had Nietzsche ideeën over. In een andere passage schrijft hij weer een ander, bizar verhaal.

Ooit werd de geest geboren, stelt hij. Mensen gingen nadenken. Ze werden zich bewust van zichzelf en hun omgeving. En ze kregen vragen. Waar kom ik vandaan? Waar ga ik heen? Ballenbakvragen, zo je wilt.

Het duurde niet lang, stelt Nietzsche, of de geest transformeerde in iets anders. Een kameel. Een lastdier, bepakt met bagage. Discipline, regels, richtlijnen. Een loodzwaar pakket van eisen die de mens schijnbaar vrijwillig op zich neemt. Een pakket dat even ambitieus als onhaalbaar is. Teleurstellingen liggen op de loer.

Natuurlijk kun je in die kameel religie te herkennen. Volgens Nietzsche heeft de kameel continu te maken met een draak die ‘gij zult’ heet.

Dat houdt niemand vol. En dus wordt de geest een leeuw die de lasten van zich afwerpt. De leeuw verslaat de draak. En vanaf dat moment staat centraal wat de mens zelf wil. ‘Ik wil’ in plaats van ‘gij zult’. Geen voorgeschreven regels meer, maar absolute vrijheid. Religie is dood. God is dood. We doen het zelf.

Maar het verhaal gaat verder. Want de geest moet nog een laatste keer transformeren. De leeuw is niet het eindstation. Er moet een laatste fase komen, zegt Nietzsche, de fase van het kind. Onschuldig. Weerloos. Spelend. Dat is de toekomst voor de mens, na de dood van God. Spelenderwijs opnieuw uitvinden wat het leven waard is. Opnieuw beginnen.

Levenskunst is leren spelen

Het verhaal van de leeuw en de kameel kan een beschrijving zijn van de geschiedenis: op een dag waren we klaar met God. Maar het is ook een beschrijving van het leven van elke mens. Geboren worden, regels gehoorzamen en dan de vrijheid. Maar daar eindigt het niet. Levenskunst is leren spelen. Een nieuw mens worden.

Leg je eigen leven er maar eens langs. Waarschijnlijk kun je de fases aanwijzen. Wanneer jij de lasten droeg van wat je allemaal moest en hoe je daarmee misschien afrekende. Maar ook hoe het verder ging en hoe je zelf iemand bent geworden.

God is dood. Meer dan ooit geldt: je moet het zelf doen. Spelenderwijs. Zoekenderwijs. Alleen, in de ballenbak van het leven. Opnieuw geboren worden. Geen wonder dat ook theologen zich gaan bezighouden met de dood van God – maar daar ga ik in mijn volgende blog op in…

Geef een reactie