Gerko Tempelman

Hoe ik mijn zoontje leerde zondigen (en hoe het verder moet met hem)

zondigen

zondigen

Hoe ik mijn zoontje leerde zondigen (en hoe het verder moet met hem)

In onze kamer staat een blauwe kast. Je kunt er zo’n beetje doorheen kijken, omdat-ie voor een groot gedeelte uit glas bestaat. Een vliegenkast – zo heet dat. Geen idee waarom. Het is een mooie kast, maar hij is ook een beetje fragiel. Als je te hard met de deuren slaat, dan trilt het glas in z’n voegen.

Dat weet mijn zoontje ook. Hij is bijna 1, heet Elon en kruipt als een malle. Als ik net even de kamer uitloop, ziet hij zijn kans schoon. Vliegensvlug kruipt hij naar de vliegenkast. Hij hijst zich op aan de witte knoppen, aarzelt niet en begint wild tegen het glaswerk te slaan. Met twee vlakke handen. Zo hard en snel mogelijk – want hij weet dat het dan niet lang duurt voordat ik terugkom om er een stokje voor te steken.

Superfascinerend natuurlijk, zo’n kast, als je bijna 1 bent. Bij toeval was hij erachter gekomen dat de vliegenkast een fascinerende bak herrie maakte. Vandaag een paar weken geleden.

Nog veel fascinerender is dat slaan op de vliegenkast een directe reactie uitlokt van ouders. Ik denk dat m’n zoontje dat nog veel toffer vindt. Als hij in de box moet en hij heeft er geen trek in, dan kan hij schreeuwen wat hij wil, maar het wordt niet anders. Maar als je één keer hard op die vliegenkast slaat dan heb je beide ouders direct in je buurt. Wauw!

En hoe dat mijn schuld was.
M’n zoontje weet dat het niet mag.
Maar dat maakt het juist zo leuk om op de kast te slaan.
Elon is zondig.
En dat is mijn schuld.

‘Ik ben me door de wet bewust geworden van de zonde’ zou de bijbelschrijver Paulus zeggen. ‘Ik zou immers niet weten wat begeerte was als de wet niet zei: ‘Zet uw zinnen niet op wat van een ander is’.’ Ik ben zondig – de wet maakt me zondig.

Net als bij Elon. Het verbod (niet slaan op de kast!) schept het verlangen. Als het mij niets kon schelen dat hij op de kast sloeg, dan was hij er allang mee opgehouden. Maar ja, het kan me wel iets schelen. Het is een toffe kast, en het glas is dun.

Het probleem van regels stellen
De bijbelschrijver Paulus is één van de meest gelezen denkers in de postmoderne filosofie. Misschien geloof je dat niet, maar het is echt zo. Er is een dominante niet-christelijke denkstroom die helemaal fan zijn van Paulus, en dan specifiek over zijn gedachten over de wet (Romeinen 7).

Wetten, verboden en (impliciete en expliciete) regels roepen altijd een paradox op:

Wie tegen een kind zegt dat-ie echt niet in die doos mag kijken, kan uittekenen wat er gebeurt. Wie tegen z’n dochter zegt dat ze echt niet met iemand naar bed mag, loopt precies dat risico.

Wie een boom plaatst in een paradijstuin, met een bordje erop ‘niet van eten’ kan op z’n vingers natellen dat iemand er wel van gaat eten. De verboden boom is oneindig veel interessanter dan al die andere bomen. Het verbod creëert het verlangen naar de verboden vrucht.

We hebben er allemaal last van
We projecteren dit mechanisme makkelijk op kinderen, maar de reden waarom Paulus en de postmoderne denkers dit zo interessant vinden, is dat we er allemaal last van hebben.

‘Ik wil het goede doen, maar ik doe het niet’, verzucht Paulus.

Kinderen hebben daar last van, maar volwassenen net zo goed. Volwassenen weten dat roken niet goed is, dat vet eten en te veel alcohol niet goed is. En ze weten ook waarom. Zij weten ook dat goedkope kleding, iphones en een boel meer een duistere (productie)kant hebben. Maar ze ze handelen doorgaans anders.

Wij, volwassenen, willen het goede doen, maar we doen het niet. Om allerlei redenen die we onszelf vertellen. Voor de iPhone maken we een uitzondering. En ook voor de H&M. En voor deze ene sigaret. Nee, deze voorbeelden zijn niet officieel verboden, maar zo voelt het vaak wel. Ga maar na hoe je twijfelt over de aanschaf van een nieuwe telefoon. Het lijkt net alsof er wel degelijk een verbod is dat je belemmert. Een verbod door onszelf, of door onze sociale groep (onuitgesproken) opgelegd.

Meestal ga je toch overstag. Je maakt de uitzondering. Maar je weet ook: na deze iPhone komt de volgende, en er komt een volgende sigaret. En die volgende is beter. We maken opnieuw een uitzondering. Dit keer voor iets dat écht tof is. Etcetera.

Hoe moet het verder?
Dat is natuurlijk ook Paulus’ vraag. Hij meent ook een oplossing te hebben, maar die is best lastig te destilleren. Paulus geef Jezus een sleutelrol, die er op de één of andere manier voor heeft gezorgd dat de wet buiten werking wordt gesteld. Jezus heeft de wet niet ongedaan gemaakt, maar vervuld. De wet is nu niet irrelevant, maar niet meer nodig. Zoiets. Best ingewikkeld eigenlijk als je er zo bij stil staat.

Een van de postmoderne filosofen, Slavoj Žižek, begint met een makkelijker punt. Hij zegt: laten we nog even teruggaan naar de paradox van de wet. Want die heeft een aanvulling nodig. De wet schept niet alleen een verlangen, maar tegelijk ook een illusie:

Op de kast slaan is niet zo cool als Elon denkt. Die ene sigaret is niet zo lekker als wij denken. De iPhone is niet zo tof als dat we onszelf vertellen – de volgende is weer toffer. Waarom wil Elon op de kast slaan? Omdat het cool is maar vooral omdat het verboden is. Als het verbod vervalt, komt Elon erachter dat het zo tof ook weer niet is. Elon’s motivatie zit ‘m vooral in het verbod. Het verbod schept de illusie dat het verbodene supercool is. Maar dat is het niet.

Als we inzien dat wat we najagen een illusie is, zegt Slavoj Žižek, dan lost het verlangen naar het verbodene op. Anders gezegd: als we de illusie van de wet zien, dan ontdekken we dat de dingen die we najagen echt zo tof niet zijn. Wel tof, maar niet zó tof. Elon ziet dat nog niet in – het is de vraag of volwassen mensen het wel kunnen. En daarom is er Jezus, zegt Slavoj Žižek.

Of Jezus bevrijdt
Wel tof, maar niet zó tof. Met dit mechanisme legt Slavoj Žižeks uit hoe hij denkt dat Jezus de wet heeft opgeheven. Het is een onorthodoxe verklaring, maar hij geeft te denken. En het is een interessante manier om te zien hoe postmoderne filosofen Paulus lezen.

Komtie:

Een iPhone, sigaretten, vreemdgaan – wij mensen blijven altijd verlangen naar dingen die eigenlijk niet mogen. Niet van de wet, niet van anderen of niet van onszelf. Als Elon uitgekeken is op de vliegenkast, vindt hij weer iets anders dat hij niet mag maar wel héél graag wil.

En voor elk object van ons verlangen geldt: het is gebaseerd op een illusie. De sigaret, de iPhone en al die dingen meer: ze zijn niet zo tof als we denken. Ze stillen ons verlangen nooit helemaal. We blijven altijd weer op zoek naar iets anders.

Een oneindige keten van verlangens. Steeds verder, steeds toffer. Wat gaat ons hieruit bevrijden?

Zizek zegt: Jezus.
Want Jezus is God.
En God is het ultieme object van ons verlangen.

Als er iets is dat ons verlangen kan stillen – dan is het God. Ultiem stillen. ‘Onrustig is mijn hart, tot het rust vindt in u’ zegt Augustinus. God als de ultieme verlangenstiller. God als sluitstuk van ons zoeken naar vervulling.

God is zelf een illusie
Maar stel nou dat het ultieme object, (God dus) een illusie blijkt te zijn. De ultieme verlangenstiller, bestaat niet. Zou dan niet het hele bouwwerk, de hele keten van illusies in elkaar storten? Zou dat niet het einde van het verlangen zijn? Zou dat niet dé manier zijn om in te zien dat wij mensen, illusies najagen?

En precies dat, stelt Slavoj Žižeks is wat er gebeurt in het Nieuwe Testament van de bijbel. God wordt mens. De God waarvan niemand in het jodendom een beeld mocht maken. Hij loopt ineens onder de mensen rond – hij luistert naar de naam Jezus. En dan wordt hij, net als al zijn profetische voorgangers, gevangen genomen, veroordeeld en ter dood gebracht.

Daar hangt hij, God, aan een kruis. In de persoon van Jezus. Als hij bijna sterft, dan schreeuwt hij het uit. En dan sterft hij echt. Het onvoorstelbare gebeurt. God is dood.

Wij kennen dit verhaal, maar eigenlijk is het natuurlijk bizar. Een God die sterft, dat is het laatste wat je verwacht dat God zou doen. Wat je verwacht van God is dat hij (op het laatste moment misschien) van het kruis afstapt. Maar nee. In plaats daarvan schreeuwt hij het uit: ‘mijn God, mijn God, waarom hebt u mij verlaten?’

Heel symbolisch: als Jezus sterft, scheurt het voorhangsel in de tempel. Het doek dat God afschermde van de mensen. Iedereen in de tempel kan opeens rechtstreeks de heiligste plek van Jeruzalem inkijken. Wat zien ze? De ruimte is leeg.

God als illusie – het klinkt tamelijk onchristelijk. Het klinkt als Friedrich Nietzsche. Maar volgens mij heeft Slavoj Žižek een paar interessante thema’s te pakken.

Liefde
En er is nog een laatste punt dat Slavoj Žižek maakt. En daar zit de oplossing in voor Elon, jouw en mijn probleem met de wet, volgens Slavoj Žižek.

Als de God-van-de-wet sterft, komt er ruimte voor de God-van-de-liefde. En als er iets is dat tegenovergesteld is aan de wet, dan is het de liefde. Slavoj Žižek somt op:

Wilde ideeën
Ja,Slavoj Žižeks bijbelinterpretatie is tamelijk onorthodox. Ik vind het fascinerend, hoewel ik zelf nog niet altijd goed weet wat ik ermee aan moet. In mijn boek ‘Ongeneeslijk Religieus’ sta ik stil bij deze theorie van Slavoj Žižek en een aantal anderen denkers. Daar zoek ik ook verder naar of je iets kunt met deze theorie.

Eén ding weet ik wel.
Wat Zizek over God zegt, dat zou ik maar al te graag op mij en Elon betrekken.

Uiteindelijk wil ik geen vader-van-de-wet zijn – maar een imperfecte, onvolmaakte vader-van-liefde.

Mobiele versie afsluiten